Scholieren zijn vaker thuis; ze zijn zelf verkouden of ziek, moeten in quarantaine als een van de ouders corona heeft, of de docent valt uit. Tien procent zit tijdelijk binnen vanwege een verkoudheid of een besmette huisgenoot. Als scholieren meer tijd achter schermen doorbrengen, zoals nu in coronatijd, neemt cyberpesten toe, waarschuwen deskundigen. Hoe kun je als ouder of docent alerter zijn op cyberpesten? Op welke signalen van een kind moet je letten? En hoe maak je het onderwerp thuis bespreekbaar?

Door: Carlijn Vis | NRC

Toen de scholen in april en mei gesloten waren, nam het aantal meldingen van online pesten toe, meldt de Kindertelefoon. In april ging 16,9 procent van de gesprekken over pesten over digitaal pesten, tegenover 3,7 procent in april vorig jaar. In mei 2020 was dit 11,2 procent tegenover 3,7 procent in mei 2019. Ook in de afgelopen maanden, van juni tot en met oktober, was er een stijging. In juli en augustus werden ten opzichte van vorig jaar een kwart meer gesprekken over pesten gevoerd.

‘Toen ik deze week live was op Instagram, gingen oud-klasgenoten lelijke dingen schrijven in de comments”, zegt Shanice uit Bosch en Duin. Opmerkingen over haar huidskleur en haar lichaam, dat ze een zwarte piet is, of dik en lelijk is, vertelt ze. „Het zijn oud-klasgenoten met wie ik verder amper contact heb. Ze zeggen dat ik als een jongen praat en dat mijn familie te veel chocola heeft gegeten. Afgelopen week kon ik er niet goed van slapen. Ik hoor de opmerkingen ’s nachts in mijn hoofd.”

Dat er de afgelopen maanden meer digitaal is gepest is niet verwonderlijk, zegt Peter Nikken, bijzonder hoogleraar mediaopvoeding aan de Erasmus Universiteit en lector jeugd & media bij Hogeschool Windesheim. „Online pesten kan een alternatief zijn voor fysiek pesten, maar kan ook ontstaan doordat er meer gelegenheid is of omdat jongeren zich vervelen, zoals tijdens een lockdown.” De achterliggende motieven zijn hetzelfde als voor offline pesten, zegt hij: op zoek naar groepsidentiteit, erbij willen horen, de pikorde bepalen. „Dat speelt op sociale media net zo goed.”

Wat cyberpesten zo lastig maakt om in de gaten te houden, is dat het zich afspeelt op de mobiele telefoon, in de handpalm van het kind. Geen zichtbare blauwe plekken, maar onzichtbare emotionele schade. „Ander gedrag dan normaal, dat kan een symptoom zijn”, zegt Nikken. „Soms wordt een kind meer teruggetrokken en stil. Of het is juist extreem druk en reageert intens overdreven op een alledaagse gebeurtenis.” Sommige kinderen kunnen het goed verbergen, zegt hij. „Ze schamen zich en willen hun ouders niet belasten. Buikpijn, slecht slapen en moeilijk in slaap komen zijn ook aanwijzingen.”

24 uur per dag

Digipesten kan 24 uur per dag doorgaan. „Thuis is niet vanzelfsprekend meer een veilige plek. Daarom kan het emotioneel een grotere impact hebben”, zegt hij.

Glenn Eilbracht (32) uit Papendrecht overkwam het als jongere. „Mensen denken: een pak slaag is erger dan online, maar dat is niet waar.” Toen hij jong was waren de pesterijen fysiek. Hij bleef vaak thuis omdat hij niet naar school durfde. „Dus probeerden ze het op een andere manier. De invloed van het cyberpesten was misschien wel groter dan het real life pesten. Ik wist vaak niet wie erachter zat, dat maakte me helemaal gek. Ik kreeg berichten van onbekende profielen of mailadressen: ‘Als je de deur uitstapt, dan gebeurt er wat’ en ‘Ik ga je bril van je hoofd slaan. Afzender: de paus’. Het gaat dag en nacht door, je bent continu kwetsbaar.” Hij verloor het vertrouwen in zichzelf, zegt hij, en de hoop dat hij iets zou kunnen bereiken.

Hoogleraar Nikken: „Als je online wordt gepest is er geen plek waar je tot rust kunt komen, waar je even afstand kunt nemen en ervaren dat er ook leuke momenten zijn in het leven.”

Jacqueline Kleijer van Bureau Jeugd en Media, een organisatie gespecialiseerd in mediaopvoeding, mediawijsheid en digitale geletterdheid, geeft mediatraining op scholen en aan ouders, over onder meer cyberpesten. Ze merkt dat „de heftigheid van de beelden” toeneemt. „Jongeren worden steeds handiger, bewerkte foto’s zien er realistisch uit. Dan is het effect ook groter.” Ze noemt het voorbeeld van een jongen die aan het gamen was. Zijn poppetje werd (buiten het spel om) bruut opgehangen door een tegenspeler. Hij speelde tegen een onbekende en kreeg in de chat van de game bebloede foto’s van een poppetje met zijn hoofd erop en een touw om zijn nek.

Zoiets kom je te weten door thuis regelmatig over het onderwerp te praten, zeggen Nikken en Kleijer. Vraag: hoe gaat het contact met vrienden? Ik hoor dat er soms onenigheid is in een groepsapp, heb jij dat ook weleens?

Nikken: „Laat merken dat je geïnteresseerd bent en dat het thema bespreekbaar is.” Nu ouders door de maatregelen ook meer thuiswerken, kunnen ze het gesprek ook beginnen met een eigen ervaring, zegt hij. „Vertel dat iets in een Teams-vergadering met collega’s niet goed overkwam, en vraag: hoe zou jij dat oplossen? Je eigen gedrag en onzekerheid naar voren brengen maakt het voor een kind makkelijker om over zijn eigen ervaring te vertellen.”

Het kan ook speelser, luchtiger, zegt hij, door er met het gezin een spel van te maken. Iedereen mag om de beurt een vraag stellen over dit thema aan degene links van hem. ‘Welke foto’s durf je te posten en welke niet?’ ‘Wie zijn je echte vrienden?’ ‘Hoeveel likes hoop je te krijgen als je een berichtje plaatst op Instagram?’ ‘Welke influencers volg je en waarom?’ ‘Wil je altijd goed en lachend op een foto staan of mag je ook somber zijn?’ ‘Wie kennen jouw wachtwoorden?’ Het gesprek volgt dan vanzelf, zegt Nikken.

Afhankelijk van de leeftijd van het kind mag je als ouder meekijken op sociale media – in elk geval op de basisschool en de eerste klas van de middelbare. Kinderen doen in ‘het normale leven’ sociale vaardigheden op, online moeten ze ook leren hoe ze met elkaar omgaan, hoe je emoji gebruikt en dat die verkeerd geïnterpreteerd kunnen worden. „Mediaopvoeding hoort bij je taak als opvoeder”, zegt Kleijer. Wees open over het meelezen, stiekem in hun WhatsApp-groepen kijken is een slecht voorbeeld. „Privacy is ook voor kinderen belangrijk.” Geleidelijk laat je een kind losser, zegt ze. „In de eerste jaren is het belangrijk dat gedrag goed wordt gecorrigeerd. Als ze ouder zijn, kun je er steeds meer op vertrouwen dat je kind weet hoe hij zich online moet gedragen en hulp durft te vragen.”

Voor docenten is het in coronatijd lastiger om pesten in de gaten te houden, zegt Nikken. „Leraren kennen het groepsgevoel van de klas, dat is normaal heel helder, maar dat overzicht raak je nu een beetje kwijt. Toch moeten leerkrachten ook online proberen aan te voelen of een kind er lekker bij zit. En contact houden als het beeld uit is.” Bel geregeld een-op-een met leerlingen, zegt hij. Het gaat erom dat je momenten creëert waarin ze hun hart kunnen luchten. „De focus in het onderwijs ligt nu op het cognitieve aspect, maar scholen moeten ook aandacht geven aan het sociaal-emotionele.” Deze week werd duidelijk dat de scholen in elk geval voorlopig gewoon open blijven. Kleijer heeft nog een tip: als er toch online les is, doordat je als docent of leerling thuiszit, maak dan afspraken. Zeg dat je alle gezichten wil zien en bespreek waarvoor de chatfunctie wordt gebruikt. En lees de chat na als de les voorbij is.

Oordeel niet

Kleijer merkt dat ouders vaak oordelend reageren. Als er een sexy foto van een klasgenootje rondgaat, zeg dan niet: ‘Wat dom van dat meisje!’. „Dat maakt haar een dader. Een betere boodschap is: ‘Wat rot voor haar. Wat heb je gedaan om haar te helpen?’ Veel kinderen doen niets, maar een zwijgende groep heeft ook een groot effect op een gepest kind.” Tijdens haar training op scholen en aan ouders laat ze dat zíén met een opstelling. Een slachtoffer staat tegenover een pester, meelopers en de rest van de groep. Niemand grijpt in. „Zo laat ik hen ervaren hoe het is om omringd te zijn met kinderen die je niet helpen. Ik kan in een klas wel zéggen ‘Je mag dit niet en je mag dat niet’, maar daar trekken ze zich niets van aan.”

Shanice praatte erover met haar huidige mentor. Die zei: het is niet jouw schuld. „Mijn mentor heeft de leerlingen gebeld en uitgelegd hoe het voelt om gepest te worden en dat het niet goed met me gaat. Als het niet stopt, gaan we misschien naar de politie.” Intussen helpen slaapdruppels haar een beetje om rustig in slaap te komen.

Glenn Eilbracht werd gepest van groep drie tot de vierde klas van de middelbare school. Toen hij slaagde voor het vmbo ging hij weer in zichzelf geloven. „Ineens dacht ik: ik kan dus wel wat.” Nu werkt hij als commercieel medewerker bij een bedrijf en is hij influencer. Op TikTok heeft hij ruim 158.000 volgers. Hij lacht: „Mijn halve leven haatte ik sociale media en nu brengen die me juist veel.”

Bron: NRC.nl